Zij slaapt elke nacht
onder de blote hemel
het hooi is haar bed
Ze draagt het parfum
van het pas gemaaide gras
verder draagt ze niets
Als ze gaat melken
baadt ze in de witte room
schuimend van genot
Heel haar veestapel
likt haar lichaam blinkend schoon
krijsend komt ze klaar
Ze gaat uit rijden
op haar vurige dekhengst
in gestrekte draf
verdwijnt in galop
aan de strakke horizon
van het platte land